De storm

Als schipper van een grote binnenvaarttanker heb ik wel eens slecht weer meegemaakt, natuurlijk. Maar er
is één storm die ik nooit meer zal vergeten. Waarom niet? Het kwam niet door de storm zelf, maar door wat er omheen gebeurde. Het kwam met name door die nieuwe matroos van ons. Ik herinner me nog haarscherp hoe het zich afspeelde. Alsof het nu gebeurt.

Het is stralend weer, maar ik zie aan de einder, aan stuurboord, (rechts) enkele donkere wolken zich samenpakken. Ik heb net de weerberichten gehoord. Ze voorspelden zwaar weer met zware windstoten. Nou, daar komt het dus aan. Dat komt slecht uit want we gaan net de Westerschelde op. Ik zet de radio nog even aan. Misschien is er nog een laatste weerbericht of waarschuwing. Dan klinkt het volgende: “Op de Westerschelde is ter hoogte van Veere een vrachtschip doormidden gebroken. De schipper voer volle kracht vooruit dwars op de golven. Daardoor kwam het schip voor en achter vrij van het water te liggen en brak. De bemanning is met sloepen van boord gegaan terwijl hun schip langzaam zinkt. We adviseren het scheepvaartverkeer op de grote en brede wateren hun snelheid te matigen om meer ongelukken te voorkomen.”

Ik schrik me rot! Mijn stuurman ziet dat ik lijkbleek word. En eerlijk gezegd was ik nog nooit zo bang geweest. We minderen vaart en proberen rustig dwars op de golven vooruit te komen. De wolken pakken zich nog dreigender samen. Dat kan nog wat worden! Ik knijp mijn knokkels wit met mijn vingers om het stuurrad. Hoe zal dit aflopen? O, daar komt die nieuwe matroos binnen. Die zal het wel in zijn broek doen.

De storm neemt enorm in kracht toe. Wij – ik, de stuurman en de matroos – kijken vanaf de stuurhut over het dek van het schip heen naar voren in de donkere schuimende watermassa. Plotseling horen we een klap. En, ja hoor, daar heb je het gedonder in de glazen: een hele grote golf water komt van vooraf aanrollen richting stuurhut. Daar klapt hij tegenaan en spat in duizenden waterfonteinen uiteen. Ik word weer lijkbleek. Ik sta te trillen als een rietje. Ik geneer me daarvoor, natuurlijk. En dan zegt die nieuwe matroos doodleuk: “Wie heeft er trek in koffie?” Het voelt als een anticlimax. Midden in de storm gaat iemand vragen of je koffie lust!? Toch zeg ik werktuigelijk: “Ja, da’s goed.” En de stuurman heeft er ook wel zin in. Dus die matroos gaat naar beneden, zich vasthoudend aan alles waar je je maar aan vast kunt houden. Hoe gaat hij dat doen, koffie zetten in deze storm? (…)

De storm neemt nog in kracht toe! Met alle kracht die ik heb kan ik mijn stuurwiel nog in de goede stand houden. Hoe gaat dit eindigen? Hoe lang houd ik dat vol? Ik denk aan mijn vrouw en kinderen. Zal ik ze nog weerzien? Die golven worden steeds hoger en steeds heviger! Het schip schudt hevig. De stuurman roept: “Daar komt er weer zo één!” We zien weer zo’n rollende golf naar ons toekomen, zo mogelijk nog groter dan daarnet. Klawabbbbb; spetterende fonteinen van water en schuim vliegen overal heen. Ik zie niet meer waar ik vaar en moet helemaal op de radarbeelden afgaan. Daar zie ik juist het gebroken schip nog aangegeven…. “En toen was er koffie!” Is die matroos wel helemaal goed bij zijn hoofd? Komt daar wankelend aanlopen met een dienblaadje met morsende koffiekopjes en zelfs met boter besmeerde ontbijtkoek! Toch (achteraf denkend) leidt het me af van de ernst van de situatie. Heel onbeholpen drinken we onze koffie zo goed en zo kwaad als dat in zo’n situatie kan. Die matroos heeft iets! Hij lijkt helemaal niet zo bang te zijn. Hoe kan dat?

De storm is gaan liggen. We kunnen weer lachen. O, wat voel ik me opgelucht. Maar, ik ben ook doodmoe. Helemaal leeg voel ik me. Wat een energie heeft dat gekost, zeg. Ik voel me ook wat beschaamd over mijn gedrag. Ik als schipper had toch juist een voorbeeld moeten zijn en mijn personeel vertrouwen in moeten boezemen. Ik vind dat ik gefaald heb als schipper en werkgever.

De matroos is alweer het dek aan het afspoelen. Alsof er niets gebeurd is. Ik ga toch eens naar hem toe om te polsen hoe het met hem gaat. “Zeg, maatje, nog bedankt voor de koffie zonet. Dat was een goede timing.” De matroos stopt met spuiten en zegt: ‘O, dat is niets hoor. Ik vroeg me af wat ik kon doen in die situatie.” “Het was wel heel spannend, hé, vond je niet?” De matroos beaamt dat en zegt: “Ik dacht even: ben ik nu klaar om het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen. En toen dacht ik, ja, dat ben ik wel. Dat gaf me wat rust.” Ik kijk hem verrast aan en zeg: “Hoe kun je daar nu klaar voor zijn, jôh?” De matroos zegt: “Ken je dat verhaal uit de Bijbel waar Jezus ligt te slapen aan boord van een schip terwijl het hard stormde? Ik zag dat als het ware voor me en wist: als Hij aan boord is, komt het wel goed, ook als we vergaan.” (…)


Twitter Facebook LinkedIn Volgen


De storm

Kijk!

Een vriendelijk gebaar

De onzichtbare Hand

De Moedersleutel

Een doorlopende weg (Herziene versie)